Narita

uithuisplaating

5 vragen aan een ervaringsdeskundige, beantwoordt

december 6, 2018 by Narita Leave a Comment

Wanneer ik een lezing of een training geef, is er altijd ruimte voor vragen. Ik druk mensen op het hart om daar ook echt zo ongegeneerd mogelijk gebruik van te maken: echt, vraag me alles, je moet het héél bont maken voordat het off-limit is, en als het dat is kan ik dat prima aangeven. Gelukkig weten de meeste mensen ondertussen dat ik dat écht meen. Wat mij vaak opvalt, is dat er een aantal vragen zijn die steeds terugkomen. Daarom licht ik vandaag de vijf meest voorkomende vragen uit.

1. Hoe kom ik erachter of een kind mishandeld wordt?
Het is een fabeltje dat kinderen nooit iets zeggen. Als ik naar mezelf kijk heb ik écht wel aan de bel getrokken, en ik ken meer mensen bij wie dat het geval is. We moeten af van het beeld dat mishandeling, misbruik, verwaarlozing en alles wat daar nog omheen hangt altijd een ‘geheimpje’ is tussen het kind en de dader, want dat is lang niet altijd zo. Doordat we dat beeld in stand houden, nemen we kinderen die zelf ‘melden’ zoals dat dan genoemd wordt niet altijd serieus. En dat is schadelijk.

Als ik naar mezelf kijk, was ik bijvoorbeeld extreem gespannen op de dag van de tienminutengesprekjes. Zo gespannen dat het echt duidelijk buitenproportioneel was. Dat was een duidelijk signaal. Tegelijkertijd moet ik er ook bij zeggen dat ik die spanning altijd heb behouden, ook toen ik niet meer mishandeld werd. Een traumadingetje. Aan de andere kant: ook dat werd niet gesignaleerd, terwijl ik waarschijnlijk eerder passende hulp had gekregen als het wel was gezien.

Een vriend van mij vond een paar maanden geleden een opstel uit de brugklas terug waarin hij schreef dat zijn broer hem sloeg. Toch heeft het vanaf dat moment nog vijf jaar geduurd voordat hij hulp kreeg. Weer iemand anders die ik ken is naar haar docent gestapt en heeft gevraagd of de school een melding kon doen.

Natuurlijk geldt dit niet voor iedereen: de voorbeelden die ik aanhaalde gingen over al wat oudere kinderen die sowieso vrij assertief zijn van zichzelf, en dat is niet altijd het geval. Goed opletten en signaleren bespreken met je omgeving of je collega’s is superbelangrijk en een niet-pluisgevoel heb je niet voor niets. Weet je niet zeker wat je moet doen, bel dan tóch naar Veilig Thuis. Zij kunnen je helpen een inschatting van de situatie te maken en je advies geven, dat kan ook zonder dat je een melding doet. En twijfel je of je moet melden, doe het dan liever wel dan niet. Als er niets aan de hand is zal dat uit het onderzoek komen, maar als er wel iets aan de hand is laat je een kind onnodig langer in zo’n situatie zitten.

2. Wat kan ik doen om een mishandeld kind te helpen?
Luisteren. Alles valt of staat met luisteren, écht luisteren, niet aanhoren. De reden dat ik dat zo benadruk is omdat wij als mensen geneigd zijn om vooral aan te horen. Dat is niet hulpverleners-eigen of docent-eigen, maar mens-eigen. Daarnaast doen we kinderen eigenlijk altijd tekort – en ook hier treft weer niemand blaam, maar is het vooral iets maatschappelijks – en geloof me als ik zeg dat dit soort kinderen dat prima door hebben.

Voordat je echt iets concreets kan doen voor een kind, moet je een vertrouwensrelatie opbouwen. Dat is in een situatie zoals deze extra moeilijk, en daarom is dat luisteren zo van belang. Het liefst volg je het kind in de manier waarop het wil communiceren: dat is niet altijd praten, maar er valt ook veel te luisteren bij een tekening, of in hoe jonge kinderen met speelgoed spelen. Ik heb zelf een tijd gehad waarin ik nog niet kon praten over wat er was gebeurd, maar hulpverleners via liedjes probeerde uit te leggen hoe kneiterdepressief ik mij eigenlijk voelde. Ook daar kun je heel veel uit halen. Valt het je dus op dat het kind niet wil of kan praten over de dingen die er thuis gebeuren of zijn gebeurd, onderzoek dan andere manieren van communicatie eens.

3. Is het beter om dit kind, dat momenteel te kampen heeft met omstandigheid X en Y, uit huis te plaatsen?
Dit is een vraag die ik bijna elke keer krijg en waar ik nog steeds geen goed antwoord op heb. Want er is geen goed antwoord. Ik ken de casus niet, ik ken het kind niet, ik ken de ouders niet. Zijn ze bereid hulp te accepteren? Zijn ze überhaupt leerbaar? Beseffen ze zich dat er een probleem is? De antwoorden op deze vragen zijn gelukkig vaak ‘ja’, maar er zijn uitzonderingen. Het liefst willen we allemaal dat kinderen thuis op kunnen groeien en met – soms veel en/of hele intensieve – hulp is dat in de meeste gevallen mogelijk. Van alle kinderen en jongeren in Nederland die een vorm van jeugdhulp ontvangen (405.000 in 2017; dit is een diverse groep waarvan sommige jongeren bijvoorbeeld hulp vanuit het wijkteam krijgen, maar waar ook jeugdreclassering en GGZ onder valt) woont ongeveer tien procent (40.500) niet meer thuis. Dit kan een uithuisplaatsing zijn vanwege kindermishandeling, maar ook jongeren in een JeugdzorgPlus instelling of kinderen die, vrijwillig óf gedwongen, opgenomen zijn binnen de psychiatrie worden meegenomen in deze cijfers. Wat ik ermee wil zeggen: Het daadwerkelijke aantal kinderen dat uit huis geplaatst wordt omdat het ouders niet lukt een veilige situatie te creëren is relatief klein.

Maar terug naar de vraag. Ik weet het niet. Ik ken de situatie niet dus ik kan er niet over oordelen. In principe wil je een kind altijd bij zijn of haar ouders houden, maar er zijn gevallen waarin (tijdelijk) ergens anders wonen de enige manier is om op de lange termijn een gezonde, normale band tussen ouders en kind een kans te kunnen geven.

4. Wat heeft jou geholpen?
Ik realiseerde mij niet heel lang geleden dat het pas beter met mij ging toen ik accepteerde dat het misschien niet beter zou gaan.

Dat klinkt een beetje moeilijk, ik weet het. Heel lang heb ik een soort beeld gehad van hoe mijn leven en mijn herstel eruit zouden moeten zien, een ideaalbeeld. Dat ideaalbeeld zag er een beetje als volgt uit: ik zou geen enkel symptoom meer hebben van wat dan ook, studeren aan de universiteit en wonen in een grachtenpand. (Ja, hilarisch, ik weet het. De gemiddelde betaalbare studentenkamer in Amsterdam is zo’n tien vierkante meter, maar ik zag een grachtenpand voor me.) Daarnaast zou ik nog tienduizendmiljoen andere zinnige dingen doen, zoals zorgen voor wereldvrede, jongerenmedia hervormen en de tweede vrouwelijke minister-president van Nederland worden. (De tweede, omdat ik hoop dat Nederland al een vrouwelijke minister-president heeft gehad tegen de tijd dat ik oud genoeg ben om dat te worden.)

Zoals jullie weten, is dit niet hoe het is gegaan. Ik heb m’n propedeuse nooit gehaald omdat ik te depressief was om naar college te gaan en ik heb een kamer van ik schat zo’n 25 vierkante meter. Als ik uit mijn raam kijk zie ik weliswaar een soort gracht waar geregeld fietsen in gegooid worden, maar het is niet bepaald een Amsterdams grachtenpand. Wereldvrede is nog niet bepaald binnen handbereik, ik ben geen minister-president, maar ik moet toegeven dat de jongerenmedia er de afgelopen jaren wel wat op vooruit is gegaan, mede doordat online media zo in hun nek zat te hijgen, so at least that’s something.

Van mijn ideaalbeeld heb ik op een gegeven moment afscheid genomen en als ik 2018 een thema zou moeten geven, zou dat thema als volgt zijn: “Waarschijnlijk blijf ik altijd depressief, dus ik kan er maar beter mee leren leven.” Die twee dingen hebben me dit jaar erg geholpen – samen met nieuwe medicatie, trouwens. Als ik daarover schrijf/tweet/praat krijg ik al snel te horen dat dat vast niet zo is. Maar het is wél zo. Sinds begin dit jaar slik ik topiramaat, waardoor ik maar ongeveer eens per maand een nachtmerrie heb in plaats van de gebruikelijke 4 keer per week, en het doet hetzelfde voor mijn clusterhoofdpijn. Sinds een maand of vier ben ik overgestapt van venlafaxine naar bupropion, en dat maakt óók een groot verschil. Ik durfde er eigenlijk niet meer op te geloven dat er een antidepressivum zou zijn dat mij kon helpen (wat niet heel vreemd is aangezien mijn vorige psycholoog precies dat zei, en ECT voorstelde) maar het lijkt erop dat ik na zeven jaar eindelijk iets gevonden heb dat de scherpe randjes er écht afhaalt.

Daarnaast helpt het mij ook om mijn verhaal te delen. Voor mezelf kan ik er niets meer aan veranderen; wat gebeurd is, is gebeurd. Natuurlijk denk ik nog steeds vaak ‘wat als dit dingetje nou anders was gegaan, misschien was álles dan anders gegaan?’ en misschien blijf ik dat ook wel doen. Maar als ik vertel over wat ik heb meegemaakt, en waar het fout ging, dan zorgt dat ervoor dat die fouten voortaan minder gemaakt zullen worden. Daar geloof ik écht in.

Indrukwekkende verhalen van @JasonErvD en @NaritaDerks tijdens de opening van de Week tegen de Kindermishandeling. Er is maar 1 iemand nodig om de cirkel van geweld te doorbreken, en iedereen kan diegene zijn. #ikmaakhetverschil pic.twitter.com/8PC3H9axxe

— Hugo de Jonge (@hugodejonge) 19 november 2018


5. Hoe heb je besloten dat je ervaringsdeskundige wilde worden?
Ik denk niet dat dat ooit een concrete beslissing is geweest, ik ben er een beetje ingerold. Nadat ik de gemeente Alkmaar had geholpen met een project vroegen ze of ik mijn verhaal wilde vertellen op een bijeenkomst voor hulpverleners die betrokken zijn bij de hulp aan multiprobleemgezinnen, en mensen die daar aanwezig waren vroegen mij vervolgens weer voor andere bijeenkomsten. Nadat ik dat een paar keer had gedaan merkte ik hoe leuk ik het vond en hoe zeer het mensen raakte. Daardoor besefte ik wat van een effectieve manier het is om ‘binnen te komen’ bij hulpverleners en beleidsmakers, en dat het er daadwerkelijk voor zorgde dat ze zaken van een andere kant gingen bekijken, namelijk vanuit het perspectief van het kind of de cliënt.

Dat kwam voor mij op een heel goed moment, aangezien het net een paar maanden geleden was dat ik had moeten stoppen met mijn studie, waardoor ik het nut eigenlijk nergens meer van in zag. Ik kon dit gaan doen, in plaats van school. Misschien zou ik me dan niet meer zo verschrikkelijk nutteloos vinden, alsof ik loos gewicht was voor een maatschappij die geen ene zak aan mij had.

Vanaf daar heb ik het uitgebreid, onder andere met de Augeo Jongerentaskforce, maar ik doe ook nog steeds het een en ander ‘op persoonlijke titel’ zoals ik dat dan noem; meestal zijn dat van die opdrachten zoals die van de gemeente Alkmaar. En het heeft er inderdaad voor gezorgd dat ik mezelf niet meer zie als nutteloos. In principe help ik mezelf, door anderen te helpen.

Posted in: Mijn leven Tagged: depressie, ervaringsdeskundige, jeugdzorg, kindermishandeling, trauma, uithuisplaating, verwaarlozing


Ik ben Narita. Het is telkens weer een dagtaak om mijn gedachten een beetje op een rijtje te houden, maar schrijven helpt. Soms schrijf ik over vroeger, soms schrijf ik over nu. Soms schrijf ik over dingen die me interesseren, irriteren, intrigeren. Maar het komt er altijd op neer dat ik de wereld probeer te begrijpen, en misschien ook wel mezelf.

Ik hou van excentrieke ouderen, kinderen die denken dat ze alles beter weten, enthousiaste honden die me onderweg naar huis begroeten, vrienden worden met katten die ik in de stad tegenkom, mixtapes maken en nog wel veel meer,
maar ik ben er nog niet helemaal achter hoe geluk werkt.

Je kunt me vinden als ervaringsdeskundige bij Augeo, waar ik hele toffe én hele noodzakelijke dingen doe wat betreft het tegengaan van kindermishandeling. Meer daarover kun je hier lezen.


denkvoer


esthetiek


muziek


media


modebeauty


mijnleven

Copyright © 2019 Narita.

Omega WordPress Theme by ThemeHall